De zoektocht naar het gepaste instrument om afspraken te formaliseren: aandeelhoudersovereenkomsten versus statuten
Zowel aandeelhoudersovereenkomsten als statuten worden gebruikt als instrumenten om afspraken tussen aandeelhouders (en de vennootschap) te formaliseren. Aangezien beide instrumenten een verschillende status en werking hebben, is het belangrijk om voor elke afspraak af te toetsen of deze in de aandeelhoudersovereenkomst en/of in de statuten opgenomen dient te worden. Volgende overwegingen zullen centraal staan in deze oefening: de werking van het instrument, de mate van confidentialiteit en de invloed van het nieuwe WVV.
Aandeelhoudersovereenkomst – begrip en werking
Een aandeelhoudersovereenkomst is een overeenkomst en is daarom onderhevig aan de gemeenrechtelijke bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (“BW”). Dit wil zeggen dat de aandeelhoudersovereenkomst enkel de partijen verbindt en dat enkel zij hieruit rechten kunnen putten. Derde partijen dienen louter het bestaan van de aandeelhoudersovereenkomst te erkennen en kunnen daaruit, in principe, geen rechten uit putten.
Statuten – begrip en werking
De statuten van de vennootschap vormen de basisakte van de vennootschap. Het is hét instrument dat de meest essentiële gegevens bevat van de vennootschap inzake haar identiteit, organisatie en werking. Enerzijds, legt het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (“WVV”) op dat bepaalde vermeldingen minimaal dienen opgenomen te worden in de statuten (bijv. de vennootschapsnaam, de datum en het uur van de jaarvergadering, etc.). Anderzijds, bevat het WVV een groot aantal aanvullende bepalingen die van toepassing zijn op de vennootschap, tenzij hiervan is afgeweken in haar statuten (bijv. overdraagbaarheid van aandelen, meervoudig stemrecht, etc.).
Statuten kunnen aldus niet beschouwd worden louter als overeenkomst, maar eerder een bijzondere overeenkomst met vennootschapsrechtelijke werking die onderhevig is aan de bepalingen van het WVV. Twee overwegingen duiden deze bijzondere vennootschapsrechtelijke werking: (i) aandelenoverdrachtsbeperkingen en (ii) de besluitvorming in de vennootschapsorganen.
Wat met aandelenoverdrachtsbeperkingen?
Een aandelenoverdrachten in strijd met de statuten wordt niet tegenwerpelijk geacht aan de vennootschap en aan derden. Echter, een overdracht in strijd met een aandeelhoudersovereenkomst is in principe wel tegenwerpelijk aan de vennootschap en aan derden, en geeft louter aanleiding tot contractuele aansprakelijkheid in hoofde van de aandeelhouder-overdrager.
In het tweede geval zal de belanghebbende aandeelhouder of derde actie moeten ondernemen om de overdracht aan te vechten, waar dit in het eerste geval niet nodig zal zijn (i.e. de overdracht wordt immers geacht niet plaatsgevonden te hebben ten aanzien van de vennootschap).
Verder zal het moeilijk zijn om de derde-verkrijger aan te spreken op basis van derde medeplichtigheid aan contractbreuk ingeval de overdrachtsbeperking enkel in de aandeelhoudersovereenkomst werd opgenomen – en waar de derde-verkrijger in principe geen inzage in heeft. Eén van de toepassingsvoorwaarden is immers dat de derde kennis diende te hebben van de (aandeelhouders-)overeenkomst en de niet-nakoming ervan. Wanneer de derde-verkrijger dus niet op de hoogte was van de overdrachtsbeperking, kan de medewerking aan de niet-nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst hem moeilijk verweten worden. Statutaire overdrachtsbeperkingen daarentegen zijn, als onderdeel van de statuten, openbaar en door eenieder raadpleegbaar (vennootschapsdossier ter griffie, statutendatabank en eventueel Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad), waardoor ze tegenwerpelijk zijn aan de derde-verkrijger (en de vennootschap). De derde-verkrijger wordt in dit geval dus geacht op de hoogte te zijn van eventuele overdrachtsbeperkingen.
Wat met besluiten van vennootschapsorganen?
Besluiten genomen door het bestuursorgaan of de algemene vergadering in strijd met een aandeelhoudersovereenkomst zijn geldig, maar kunnen aanleiding geven tot contractuele aansprakelijkheid. Besluiten genomen in strijd met de statuten zijn nietig (of beter kunnen nietig verklaard worden).
Het is een gangbare praktijk dat de vennootschap de aandeelhoudersovereenkomst ondertekent als partij of louter om kennis te nemen van de inhoud ervan. Merk op dat enkel de statuten een bijzondere vennootschapsrechtelijke werking hebben, en dit nu net het wezenlijke onderscheid is tussen de werking van statuten en aandeelhoudersovereenkomsten.
Zo zal het ondertekenen door de vennootschap van een aandeelhoudersovereenkomst de vennootschap (en haar organen) niet binden wat betreft overdrachtsbeperkingen en besluitvorming.
Confidentialiteit
De verhoogde confidentialiteit is de voornaamste drijfveer om afspraken vast te leggen in een aandeelhoudersovereenkomst in plaats van de statuten. Zo zal een financiële investeerder bij een overname van een targetvennootschap – waar het bestaande management mee investeert – niet willen dat bijvoorbeeld de (commerciële) voorwaarden gekoppeld aan een (georganiseerde) exit publiek worden gemaakt.
Gelet op de beperktere werking van de aandeelhoudersovereenkomst kan het in de praktijk soms lonen om een deel van de (niet-confidentiële) afspraken tevens op te nemen in de statuten. Financiële investeerders handteren immers vaak dezelfde strategie met betrekking tot hun participaties. Aangezien de “menukaart” dus vaak dezelfde voorwaarden bevat (voorkooprecht, volgrecht, gekwalificeerde meerderheidsbeslissingen, etc.), is er in de praktijk dan ook vast te stellen dat het confidentiële karakter van deze (quasi standard) afspraken in een aandeelhoudersovereenkomst sterk heeft ingeboet aan belang.
Flexibiliteit van het WVV
Verder biedt de verhoogde flexibiliteit geïntroduceerd door het WVV nieuwe opportuniteiten bij de redactie van statuten. Voor de invoering van het WVV was het onmogelijk om bepaalde overwegingen in de statuten op te nemen. Bijgevolg dienden deze bepalingen te worden opgenomen in een aandeelhoudersovereenkomst. Het betrof bijvoorbeeld het toekennen van ontslagvergoedingen aan bestuurders, wat in strijd was met het intussen verlaten principe van ad nutum afzetbaarheid. Gelet op de verruimde vrijheid die is geïntroduceerd door het WVV, kunnen heden dus meer afspraken verwerkt worden in de statuten dan dat dit voorheen het geval was.
Conclusie
Het verdient aanbeveling om voor iedere afspraak af te toetsen of de integratie ervan dient te gebeuren in de statuten en/of de aandeelhoudersovereenkomst. Zo zal er steeds een balans moeten worden gevonden tussen de pro’s en de contra’s zoals o.a. het bewaren van het confidentiële karakter van de afspraak en het verbinden van een bijzondere vennootschapsrechtelijke werking aan de afspraak. Het omstandig verwijzen in de statuten naar bepalingen uit de aandeelhoudersovereenkomst kan een pragmatische manier zijn om hiermee om te gaan. De diligente jurist zal evenwel steeds adviseren om beide instrumenten zo complementair mogelijk op te stellen, om mogelijke discussies en interpretatieproblemen te vermijden.