Bezwaarschrift kan nu ook geldig worden ingediend bij controle- en ontvangkantoor

HUIDIGE REGELING

Krachtens het huidige artikel 366 WIB92 heeft de belastingplichtige 6 maanden de tijd om een schriftelijk bezwaar in te dienen tegen zijn aanslag. Dit bezwaar moet worden ingediend bij bevoegde directeur der belastingen, namelijk de directeur in wiens ambtsgebied de aanslag, de verhoging en de eventuele boete zijn gevestigd.

Wanneer het bezwaarschrift bij een verkeerde directeur wordt ingediend, is deze directeur verplicht het bezwaarschrift door te sturen naar de directeur die wél bevoegd is (art. 366, lid 3 WIB92). De indiener van het bezwaarschrift wordt daarvan op de hoogte gebracht en het bezwaarschrift blijft in deze hypothese geldig ingediend (art. 366, lid 2-3 WIB92).

PROBLEMEN MET DEZE REGELING

Problematisch aan de huidige regeling is dat deze niets voorziet voor de situatie waarbij de belastingplichtige zijn bezwaarschrift stuurt naar een andere ambtenaar van de (fiscale) administratie dan een, al dan niet bevoegde, directeur. In de praktijk komt het vaak voor dat een bezwaarschrift wordt ingediend bij de ontvanger van de belastingen. Deze ambtenaren hebben echter geen wettelijke verplichting het bezwaarschrift door te sturen naar de bevoegde directeur. In de praktijk sturen zij het bezwaarschrift dan ook terug naar de belastingplichtige met de mededeling van de bevoegde directeur aan wie het bezwaarschrift (opnieuw) moet worden verstuurd.

Het gebeurde dan ook niet zelden dat wanneer de belastingplichtige op de hoogte werd gesteld van het feit dat hij zijn bezwaarschrift aan de foute persoon had gericht, de termijn om het bezwaarschrift geldig in te dienen reeds was verstreken.

Om dergelijke problematische situaties voor de belastingplichtige te vermijden, werd geopperd dat de ambtenaren van de ontvang- en taxatiekantoren, als eerste aanspreekpunt van de belastingplichtige, bevoegd moesten worden om de bezwaarschriften te ontvangen.

NIEUWE REGELING

Het wetsontwerp d.d. 20 juli 2016 tracht aan deze ongewenste situatie tegemoet te komen door de bezwaarprocedure van art. 366 WIB92 te versoepelen voor de belastingplichtige. Bijgevolg is elke ambtenaar belast met de vestiging of de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen nu verplicht een bezwaarschrift onmiddellijk door te sturen aan de bevoegde adviseur-generaal (nieuw art. 366, lid 3 WIB92).

Essentieel aan deze wijzigingen is dat expliciet wordt voorzien dat een bezwaarschrift dat tijdig werd ingediend bij dergelijke ambtenaar, namelijk deze belast met de vestiging of inning en invordering van de belastingen, als geldig ingediend wordt beschouwd (nieuw art. 366, lid 2 WIB92). Voor de volledigheid wordt ook in deze hypothese de belastingplichtige ingelicht over het doorsturen van zijn bezwaarschrift.